Schrijfstijl

Annemieke over haar schrijfstijl:

“Stijl vind ik heel belangrijk. Als een boek stilistisch niet mooi is, haak ik af. Zelf kan ik dus blijven schaven. Over mijn prijswinnende verhaal ‘De eeuwige vlam’ zei de jury dat het verhaal hen niet zozeer bijbleef door de grote thema’s en gebeurtenissen erin maar door de kracht van de beeldende en sobere stijl. Die vonden ze hier en daar zelfs ‘poëtisch’.”

Hoe werkt dat bij jou? Komen de zinnen vanzelf? 

“Het begint vaak met een beeld. Iets dat ik zie of iemand hoor vertellen. Bijvoorbeeld pas geleden. Mijn oom had zijn vrouw verloren. Hij vertelde dat ze lag opgebaard in de serre van hun huis. Aan de overkant van zijn huis staat een hele grote katholieke kerk en het carnaval begon. De stoet kwam voorbij, de fanfare stopte met spelen voor hun huis en de muzikanten namen hun steek af als eerbetoon. Zo’n beeld dat blijft bij me hangen.”

“Zo’n beeld heb ik soms al jaren opgeslagen voordat ik er iets mee ga doen. Dat was ook zo met mijn roman ‘De stille oorlog van mijn vader’. Het beeld van de veerpont die stilligt in de dichte mist en uren op de Westerschelde dobbert, heb ik jaren geleden door een tante horen vertellen. Dat beeld trof me.”

Dan komt er een moment dat ik ga schrijven. Laptop voor me. Een lege pagina. Vaak  begin ik dan vanuit zo’n concreet beeld met schrijven. Na een tijdje ontstaat er iets wat ik moeilijk kan benoemen: het is alsof het schrijven me overneemt en dan voel ik dat er ‘vanzelf’ iets komt. Dat kan een verhaallijn zijn of een mooie formulering of een diepere laag die onder dat beeld ligt. Al schrijvend komt er iets dat boven mezelf uit stijgt. Dat stuwt me als het ware naar een punt in het verhaal waar het om te doen is. Dat kan iets heel schrijnends zijn of een bepaald contrast. Ik voel iets van opwinding of euforie in mijn lijf. Dan weet ik dat het goed is. Als een lezer dat ook ervaart, is dat mooi. Maar daar ben ik op dat moment niet mee bezig.”

“Ik schrijf zo’n eerste versie van een scène vrij snel. In een flow. Dan stop ik even. Daarna ga ik schaven. Aan woorden, zinsbouw, opeenvolging van zinnen. Daartussendoor zijn er fases waarin ik ga onderzoeken, uitpluizen, googelen. Klopt het wel wat ik schrijf? Ik onderzoek feiten tot in detail, ik voed me door pure informatie. Daarmee ga ik weer door mijn tekst heen en pas sommige dingen aan. En dan nog een keer schaven, totdat ik het gevoel krijg dat er iets moois is ontstaan. Als ik later herlees, ben ik daar vaak weer onzeker over, maar dan denk ik aan wat mijn schrijfcoach zegt: ‘Jij weet intuïtief wanneer het goed is. Vertrouw daarop’.”

Ze pauzeert even. Glimlacht.

Waar moet je om lachen?

“Ik zie het ineens zo voor me. Dat geploeter aan een tekst. Schrijven is hard werken en vergt veel inspanning. Er zijn momenten dat ik me afvraag ‘waar doe ik het voor’.”

En wat is het antwoord op die vraag?

“Ik heb een sterke binnenwereld. Als kind was ik al een beschouwer, had vaak het gevoel er buiten te staan, niet opgenomen te zijn. Schrijven is voor mij een manier om de gewone wereld om me heen te verwerken. Ik start bij de werkelijkheid, maar ik creëer iets wat niet de werkelijkheid is. Die drang om al schrijvend iets moois te creëren, die is er altijd al geweest.”